Bakkendroger voor fluide drogen van zaad
Pillen en diverse zaden moeten bij voorkeur fluïde drogen om verkleving of ver- klontering te voorkomen. Met de fluïde bakken-droger van Agratechniek worden pillen en zaden automatisch naar het gewenste vochtgehalte gedroogd. Dit gewenste vochtgehalte, maar ook inblaas T°, kan per bak worden ingesteld. |
Het drogen start automatisch wanneer de bak is geplaatst en de gaasdeksel (b) is gesloten. Daarbij toert de ventilator (d) op om de ingestelde hoeveelheid lucht te bereiken en indien gewenst een fluïde bed te creëren. Met een T°+RV sensor (c) boven elke bak wordt de lucht uit het zaad gemeten. De droging vindt plaats in 5 fasen en per fase kan de hoeveelheid lucht en temperatuur worden ingesteld. Bij het bereiken van het gewenste eind vochtgehalte toert de ventilator (d) af. Wanneer de ventilator stopt heeft het zaad het gewenste vochtgehalte bereikt.
Doorsnede van de fluïde bakkendroger (hier 6 bakken, maar ander aantal mogelijk):
A: Ruimte voor een bak met de deksel geopend F: Luchtklep gesloten zonder luchtstroom |
G: Luchtklep geopend met luchtstroom (drogen) K: Verwarmingsradiator voor gewenste basis T° |
Doorsnede van sectie zonder bak; de deksel met sensor (c) is geopend om een bak te plaatsen. | Doorsnede van sectie met bak en de gaasdeksel nog open; droging nog niet gestart | Doorsnede van sectie met bak aan het drogen; gaasdeksel gesloten en kleppen (g) geopend. |
De T°+RV meetsensor (c) is met een trechter gemonteerd op het afdekrooster om de conditie van de lucht uit het zaad te meten. | Een hogedrukventilator (d) met ingebouwde luchtmeting kan per bak en per fase de juiste luchthoeveelheid geven. | Een elektrische verwarming (e) zorgt dat per fase de lucht T° extra kan worden opgewarmd. |
Een kleppensectie wordt geopend (g) wanneer de droging van die sectie actief is en blijft gesloten (f) wanneer de droging uit is. | Met een CV radiator (k) wordt de lucht naar een gewenste basis T° opgewarmd. Hierna kan per fase de T° extra worden verhoogd. | Kleppensectie voor aanzuigen van binnenlucht (h), buitenlucht (i) en gedroogde lucht (j) van de centrale luchtdroger. |
De gedroogde lucht van de centrale luchtdroger (j) mengt met de binnen-(h) of buitenlucht (i) en wordt opgewarmd door k en e en de . Hierdoor wordt continu het gewenste luchtconditie en T° gecreëerd. Deze kan per fase verschillen. De droging vindt zo volledig gecontroleerd plaats en het zaad bereikt altijd het gewenste vochtgehalte.